De hervorming van de vennootschapsbelasting

Maatregelen vanaf 2018 – aanslagjaar 2019

Tarief vennootschapsbelasting

Tot en met aanslagjaar 2018 bedroeg het standaardtarief in de vennootschapsbelasting nog 33,99%, inclusief de crisisbijdrage. Daarnaast kon men onder bepaalde voorwaarde genieten van een verlaagd tarief die progressief berekend werd.

Vanaf aanslagjaar 2019 dalen de tarieven. Het standaardtarief bedraagt dan 29,58%. Voor de KMO-vennootschappen is er nog steeds een verlaagd tarief mogelijk. Als men voldoet aan de voorwaarden moet men op de eerste schijf van 100.000 euro slechts 20,40% betalen. Op het gedeelte van de belastbare winst boven 100.000 euro is het standaardtarief van 29,58% van toepassing.

Om van het verlaagd tarief te kunnen genieten moet men voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • U bent een KMO-vennootschap volgens artikel 15 W.Venn.
    Concreet betekent dit dat u tijdens het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan 1 van de volgende criteria mag overschrijden:
    – gemiddeld personeelsbestand op jaarbasis in voltijdse equivalenten = 50
    – jaaromzet exclusief BTW = 9.000.000 euro
    – balanstotaal = 4.500.000 euro
  • De waarde van de aandelen die de vennootschap in eigendom heeft bedragen niet meer dan 50% van het gestort kapitaal + de belaste reserves en meerwaarden.
  • De aandelen van de vennootschap moeten voor minstens de helft in handen zijn van natuurlijke personen.
  • De vennootschap kent aan minstens één van de bedrijfsleiders binnen het belastbare tijdperk een bezoldiging toe van minstens 45.000 euro bruto. Bedraagt het belastbare inkomen evenwel minder dan 45.000 euro, dan dient de bezoldiging minstens gelijk te zijn aan het lagere belastbare inkomen.

Merk op dat vanaf aanslagjaar 2019 er dus géén rekening meer gehouden wordt met de dividenduitkering om te bepalen of u van het verlaagd tarief kan genieten of niet.

Wat levert de tariefdaling nu concreet op? Hieronder enkele cijfervoorbeelden waarbij de belasting berekend wordt volgens de oude en nieuwe tarieven.

Wat als uw vennootschap niet kan genieten van het verlaagd tarief:

Fiscale winst 15.000 euro 40.000 euro 95.000 euro 115.000 euro 150.000 euro
Oud tarief 5.098,50 euro 13.596,00 euro 32.290,50 euro 39.088,50 euro 50.985,00 euro
Nieuw tarief 4.437,00 euro 11.832,00 euro 28.101,00 euro 34.017,00 euro 44.370,00 euro
Voordeel 661,50 euro 1.764,00 euro 4.189,50 euro 5.071,50 euro 6.615,00 euro

Wat als uw vennootschap wel kan genieten van het verlaagd tarief:

Fiscale winst 15.000 euro 40.000 euro 95.000 euro 115.000 euro 150.000 euro
Oud tarief 3.747,00 euro 11.034,50 euro 28.776,50 euro 35.884,50 euro 48.323,50 euro
Nieuw tarief 3.060,00 euro 8.160,00 euro 19.380,00 euro 24.837,00 euro 35.190,00 euro
Voordeel 687,00 euro 2.874,50 euro 9.396,50 euro 11.047,50 euro 13.113,50 euro

 Minimumbezoldiging bedrijfsleider en sanctie

U heeft het waarschijnlijk hierboven reeds opgemerkt. De minimumbezoldiging voor de bedrijfsleider om het verlaagd tarief te kunnen genieten bedraagt niet langer 36.000 euro bruto, maar is opgetrokken naar 45.000 euro bruto. Bedraagt de belastbare winst van het boekjaar minder dan 45.000 euro, dan moet de brutobezoldiging minstens gelijk zijn aan de belastbare winst.

Nieuw vanaf aanslagjaar 2019 is dat er een sanctie komt voor alle vennootschappen die deze minimumbezoldiging niet toekennen aan een natuurlijk persoon-bedrijfsleider. Keert u zichzelf in de vennootschap geen bezoldiging toe of bedraagt de bezoldiging minder dan 45.000 euro/belastbare winst, dan wordt u gesanctioneerd met een extra belasting van 5,1% op het tekort aan bezoldiging.

Enkele voorbeelden maken dit duidelijk:

  • Stel dat u zichzelf privé geen uitkering toekent uit uw vennootschap. De belastbare winst bedraagt 30.000 euro. Dat betekent dat er een tekort is aan bezoldiging van 30.000 euro (= belastbare winst van 30.000 euro – toekenning van 0 euro). Hierop betaalt u dan 5,1% ofwel 1.530 euro extra belasting.
  • Stel dat u zichzelf privé geen uitkering toekent uit uw vennootschap. De belastbare winst bedraagt 75.000 euro. Vermits de belastbare winst hoger is dan 45.000 euro, moeten we rekening houden met de grens van 45.000 euro. U heeft dus een tekort aan bezoldiging van 45.000 euro (= minimumbezoldiging van 45.000 euro – toekenning van 0 euro). Hierop betaalt u dan 5,1% ofwel 2.295 euro extra belasting.
  • Stel dat u zichzelf privé een brutobezoldiging toekent van 20.000 euro. De belastbare winst bedraagt 30.000 euro. Dat betekent dat er een tekort is aan bezoldiging van 10.000 euro (= belastbare winst van 30.000 euro – toekenning van 20.000 euro). Hierop betaalt u dan 5,1% ofwel 510 euro extra belasting.
  • Stel dat u zichzelf privé een brutobezoldiging toekent van 36.000 euro. De belastbare winst bedraagt 30.000 euro. U dient dan geen extra belasting te betalen, aangezien de bezoldiging hoger is dan de belastbare winst.
  • Stel dat u zichzelf privé een brutobezoldiging toekent van 20.000 euro. De belastbare winst bedraagt 75.000 euro. Vermits de belastbare winst hoger is dan 45.000 euro, moeten we rekening houden met de grens van 45.000 euro. U heeft dus een tekort aan bezoldiging van 25.000 euro (=minimumbezoldiging van 45.000 euro – toekenning van 20.000 euro). Hierop betaalt u dan 5,1% ofwel 1.275 euro extra belasting.
  • Stel dat u zichzelf privé een brutobezoldiging toekent van 45.000 euro. De belastbare winst bedraagt 75.000 euro. U dient dan geen extra belasting te betalen, aangezien de bezoldiging gelijk is aan de opgelegde minimumbezoldiging.

U kan de extra belasting natuurlijk vermijden door uzelf privé een extra bezoldiging of tantième toe te kennen. Hou er dan wel rekening mee dat er op deze extra bezoldiging of tantième extra belastingen privé en sociale bijdragen te betalen zijn.

De extra belasting wegens geen of tekort aan bezoldiging bedrijfsleider is niet verschuldigd wanneer u een KMO-vennootschap bent en u zich in uw eerste vier belastbare tijdperken vanaf oprichting bevindt. Bent u van éénmanszaak overgeschakeld naar vennootschap, dan kijkt men naar de datum van inschrijving in KBO van de éénmanszaak. Heeft u een andere vennootschap overgenomen, dan kijkt men naar de datum van oprichting van de overgenomen vennootschap.

Bent u zaakvoerder van meerdere vennootschappen of is er sprake van verbonden ondernemingen waarvan minstens de helft van de bedrijfsleiders dezelfde personen zijn in ieder van de betrokken vennootschappen? Dan dient u de bezoldigingen binnen al deze vennootschappen samen te tellen. De totale minimumbezoldiging dient dan minstens 75.000 euro bruto te bedragen of minstens de som van de belastbare winsten te bedragen. Is er een tekort, dan zal de sanctie betaald moeten worden door de verbonden vennootschap met het hoogste belastbare resultaat.

Dus bent u bijvoorbeeld zaakvoerder van vennootschap A, B en C. In vennootschap A heeft u een bezoldiging van 20.000 euro bruto en een belastbare winst van 15.000 euro. In vennootschap B heeft u een bezoldiging van 48.000 euro bruto en een belastbare winst van 60.000 euro. In vennootschap C heeft u geen bezoldiging en een belastbare winst van 10.000 euro. In totaal heeft u dus een toekenning van 68.000 euro en een belastbare winst van 85.000 euro. Zou u alle vennootschappen
apart beschouwen, dan zou er in vennootschap A en B geen probleem zijn omdat de bezoldiging hoger is dan 45.000 euro of de belastbare winst. In C is er wel een tekort van 10.000 euro bezoldiging en zou u dus een extra belasting van 510 euro moeten betalen. Maar vermits het gaan om verbonden
vennootschappen wordt er gekeken op groepsniveau. Op groepsniveau is er een tekort van 7.000 euro (namelijk grens van 75.000 euro – bezoldiging van 68.000 euro). De sanctie wordt berekend op deze 7.000 euro en bedraagt dus 357 euro. Deze extra belasting zal ook niet door vennootschap C moeten betaald worden, maar wel door vennootschap B omdat zij de hoogste belastbare winst heeft.