Op voorwaarde dat een studentenovereenkomst is getekend, wordt van het brutoloon alleen een solidariteitsbijdrage van 2,71 % ingehouden. De werkgever betaalt een patronale bijdrage van 5,42 %. Volgens de normale regels betaalt een student die meer dan 475 uur werkt de normale sociale zekerheidsbijdragen (13,07 %).
De bedrijfsvoorheffing is volledig afgestemd op de regels van de sociale zekerheid. Als alleen een solidariteitsbijdrage moet betaald worden, wordt geen bedrijfsvoorheffing van het loon afgetrokken.
De uren die een student werkt in april, mei en juni 2020 zijn vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing. Deze maatregel geldt voor alle studenten.
Kinderbijslag
Het aantal uren dat een student werkt, kan gevolgen hebben voor de kinderbijslag. Wie te veel werkt, riskeert (een deel van) zijn of haar kinderbijslag te verliezen. In Vlaanderen ligt de grens voor het Groeipakket (de nieuwe benaming voor kinderbijslag) in principe op 475 uur.
Maar ook voor de kinderbijslag is voor 2020 een uitzonderingsregeling uitgewerkt: de uren gewerkt van 1 april tot 30 juni worden niet geteld bij het aftoetsen van dat plafond.
Fiscaal ten laste
De inkomsten als student uit het tweede kwartaal worden niet meegerekend om te bepalen of het kind fiscaal ten laste blijft. Voor het loon verdiend buiten de periode van 1 april 2020 tot 30 juni zijn de gebruikelijke regels wel van toepassing.
In de veronderstelling dat de student geen andere inkomsten heeft, mag hij bruto belastbaar 7.045 € verdienen om ten laste te blijven van ouders die samen belast worden en tot 8.920 € voor ouders die alleen belast worden .
Om te bepalen wie fiscaal ten laste is, kijkt de fiscus niet naar de inkomsten, maar naar de netto bestaansmiddelen. Het plafond verschilt naargelang de fiscale situatie van de ouders. Zijn die gehuwd of wonen ze wettelijk samen, dan worden ze samen belast en mag hun kind in 2020 niet meer dan 3.380 euro netto bestaansmiddelen hebben. Als een ouder een alleenstaande is of feitelijk samenwoont, ligt het plafond op 4.880 €.
Bij de berekening van de netto bestaansmiddelen worden niet alle inkomsten geteld: er wordt geen rekening gehouden met de eerste schijf van 2.820 € uit een studentenjob. Bovendien mogen kosten afgetrokken worden.
Er is sowieso een forfaitaire aftrek van 20%, ook als geen kosten worden aangetoond, met een minimumbedrag van 470 €.
Voor kinderen van gescheiden ouders is er een belangrijk aandachtspunt: het onderhoudsgeld. De opvoedingskosten die een van de ouders betaalt, zijn voor de fiscus geen inkomen van de andere ouder maar van het kind. Dat wordt deels beschouwd als netto bestaansmiddelen.
Meer info: TaxCalCul BV, jan@taxcalcul.be