Als gevolg van de rechtspraak van het Hof van Justitie (C-516/14, Barlis en C-518/14, Senatex, beide van 15 september 2016) publiceerde de fiscale administratie een nieuwe circulaire die de gevolgen voor de Belgische administratieve praktijk toelicht inzake de uitoefening van het recht op aftrek en het belang dat daarbij moet worden toegekend aan het bezit van een regelmatige factuur.
Het betreft de interpretatie van KB 3, art. 3, § 1, 1° dat een omzetting is van art. 178, a) van de btw-richtlijn.
Voortaan zal de administratie hier het “substance-over-form-principe” toepassen.
Wanneer een vermelding op de factuur ontbreekt, dan zal in beginsel het recht op aftrek niet meer worden geweigerd als dat vormgebrek vóór het einde van de belastingcontrole kan worden rechtgezet door de voorlegging van andere bewijskrachtige stukken (contracten, bestelbons, offertes, correspondentie …).