Het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt zich de jongste tijd soepeler op ten opzichte van de formele eisen waaraan een factuur moet beantwoorden. Daardoor kunnen belastingplichtigen toch hun btw aftrekken ook als ze niet over een volledige correcte factuur beschikken. De Belgische fiscus heeft zich nu ook bij dit standpunt neergelegd. Dat bevestigt hij in een circulaire van 12 oktober 2017.
Materiële en formele voorwaarde voor recht op aftrek
De materiële voorwaarde om een recht op aftrek te hebben is dat de aangekochte goederen/diensten gebruikt worden voor het verrichten van belaste handelingen. Bijvoorbeeld een loodgieter koopt werkmateriaal aan: de btw die hij betaalt op zijn materiaal kan hij aftrekken want hij gebruikt ze voor zijn economische, belaste activiteit. Daarom hebben belastingplichtigen die enkel vrijgestelde handelingen stellen waarbij ze dus geen btw aanrekenen aan hun klanten geen recht op btw-aftrek. Bijvoorbeeld: een arts kan de btw die hij betaalt voor de inrichting van zijn spreekkamer niet aftrekken.
Aan die materiële voorwaarde wordt niet getornd.
De formele voorwaarde is dat een belastingplichtige over volledige en regelmatige facturen moet beschikken om zijn recht op aftrek te kunnen toepassen. Hier heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) de laatste jaren wel aan getornd. Als een belastingplichtige verder aan alle materiële voorwaarden voldoet, maar een onvolledig factuur heeft, is dat (klein) mankement op zich niet voldoende om de aftrek te weigeren. Dit wordt ook wel substance over form genoemd.
Fiscus volgt Europa
Vanuit Europa groeit dus de tendens om minder rigide te zijn tegen formele gebreken. De Belgische fiscus heeft nu ook toegegeven. Op 12 oktober jl. heeft hij een circulaire gepubliceerd waarin uitdrukkelijk wordt bevestigd dat ook hij het substance over form-principe zal volgen.
Dit houdt in dat de fiscus de aftrek toch zal toestaan als de belastingplichtige over een onvolledige of onregelmatige factuur beschikt. Voorwaarde is dan wel dat de belastingplichtige alsnog aanvullende informatie (gecorrigeerde factuur, contracten, bestelbonnen, offertes, correspondentie) kan geven, waardoor de fiscus kan nagaan of de belastingplichtige recht heeft op de aftrek.
De belastingplichtige heeft tijd tot uiterlijk voor het einde van een belastingcontrole om deze aanvullende stukken voor te leggen.
Als de belastingplichtige fraude of misbruik heeft gepleegd, of wist of hoorde te weten dat de handeling waarvoor hij recht op aftrek vraagt, onderdeel is van fraude of misbruik, dan is deze soepelheid natuurlijk niet van toepassing. Dan zal de belastingplichtige geen recht op aftrek hebben.