De klassieke ratio’s: liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit

Jaarrekeningen ontleden gebeurt vaak met ratioanalyse. Het is de efficiëntste manier om financiële informatie te bundelen en op een eenvoudige manier voor te stellen. De belangrijkste ratio’s zijn de liquiditeit, de rendabiliteit en de solvabiliteit.

Liquiditeit onderzoeken we door de schulden op korte termijn te vergelijken met de geldmiddelen en de kortlopende beleggingen. Het bedrijfskapitaal (de permanente middelen min de vaste activa) moet bijvoorbeeld positief zijn. Voorts geeft de populaire acid ratio (vlottende activa – voorraden)/vlottende passiva) informatie over de mate waarin de onderneming haar schulden op korte termijn kan betalen.

Om niet in liquiditeitsproblemen te komen moet de onderneming haar behoefte aan bedrijfskapitaal degelijk beheren. De behoefte aan bedrijfskapitaal kunnen we omschrijven als: de vlottende activa zonder de actieve thesaurie (of de kasmiddelen) min de operationele schulden op korte termijn. Wanneer deze ratio te groot wordt, kan de onderneming in de financiële problemen komen.

Door het eigen vermogen (EV) te delen door het vreemd vermogen (VV), krijgen we een idee van de solvabiliteit van het bedrijf. De solvabiliteit geeft de autonomie van de onderneming aan: is er nog ruimte voor financiering met vreemd vermogen? Of zit de onderneming in een diep moeras van schulden? Maar ook hier geldt: de verhouding EV/VV zal er voor een bank helemaal anders uitzien dan voor een staalbedrijf.

Bij de solvabiliteitsratio’s bestuderen we de financiële draagkracht op lange termijn. In hoeverre is een onderneming in staat haar financiële verplichtingen i.v.m. interestbelastingen en het aflossen van schulden na te komen? Beschikt de onderneming over een gezonde balansstructuur? Vooral in een dalende economie is de evaluatie van de balansstructuur van groot belang. Welke ondernemingen beschikken over een voldoende solide balans om de crisis in de sector te overleven?

De meest voor de hand liggende ratio is de berekening van de schuldgraad van de onderneming. Hoe lager de schuldgraad of de graad van financiële onafhankelijkheid, hoe minder afhankelijk de onderneming is van zijn schuldeisers. De schuldgraad verkrijg je door het Eigen Vermogen te delen door het Totaal Vermogen. Maar op zich stelt deze ratio weinig voor omdat deze schuldgraad ook sterk afhangt van de activiteit van het bedrijf.

Een andere, veel gebruikte ratio is de Debt-coverage. Die krijg je door de Financiële schuld te delen door de bedrijfscashflow of de EBITDA. Met deze ratio evalueer je of de onderneming in staat is het volgende boekjaar de schulden af te betalen en aan de interestlasten te voldoen met de operationele activiteiten. Het tijdsperspectief is het grote verschil met de vorige ratio. Bij de vorige ratio bestuderen we hoelang de onderneming er zal overdoen om de financiële schulden af te lossen. Bij deze ratio onderzoeken we of de onderneming niet het lopende jaar in de financiële problemen zal komen.

Een eerder statische kijk op de solvabiliteit is het vergelijken van het eigen vermogen tegenover het vreemd vermogen. Met statisch bedoelen we zuiver balansmatig. Leningen worden meestal aangegaan om investeringen te financieren. Het gaat hier over investeringen in bedrijfskapitaal en materiële vaste activa. Om de continuïteit van het bedrijf te vrijwaren moeten deze investeringen meer opbrengen dan de kapitaalkost van de lening. Dit is in de praktijk niet altijd het geval. De onderneming moet over een gezonde solvabiliteit beschikken. Ook als financieel analist gaat men altijd kijken naar de statische solvabiliteit. We stellen ons de vraag of het eigen vermogen een voldoende grote buffer vormt voor eventuele tegenvallende investeringen. Wat is een goede verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen? Hoe groot mag de financiële hefboom zijn voor een specifiek bedrijf? Deze gearingratio (of de netto financiële schuld gedeeld door het eigen vermogen) is dan ook immens populair in financiële middens.

3. De rendabiliteit: commerciële rendabiliteit, rendabiliteit van het ingezette vermogen (ROE) en rendabiliteit van het gebruikte kapitaal (ROCC)

Bij de commerciële rendabiliteit meten we hoe efficiënt een onderneming werkt, zonder rekening te houden met de financiële structuur van de onderneming. De ratio’s geven een relatie weer tussen de winst of cashflow en de omzet. Ze zijn interessant om te vergelijken op jaarbasis en met concurrenten. De invloed van niet-kaskosten (afschrijvingen en voorzieningen) is niet gering. Enerzijds doordat deze niet-kaskosten zich kunnen laten leiden door boekhoudkundige praktijken. Anderzijds wordt een vergelijking tussen concurrenten bemoeilijkt doordat één van hen meer kan afschrijven dan de andere. Om de invloed van niet-kaskosten te elimineren geven we dan ook de voorkeur aan het gebruik van bedrijfscashflowmarge. Dat is de EBITDA of cashflow gedeeld door de omzet.

Een ratio die hier dicht bij aansluit is de bedrijfsmarge of Ebit-marge, waarbij de bedrijfswinst (EBIT) door de omzet wordt gedeeld. Bij deze ratio houden we rekening met niet-kaskosten. Die omvatten afschrijvingen, voorzieningen en waardeverminderingen. Het zijn rubrieken in de boekhouding die gemakkelijk manipuleerbaar zijn, waardoor bij de interpretatie en gebruik van deze ratio enige voorzichtigheid geboden is.

B. Return on Equity of de rendabiliteit van het ingezette vermogen

De Return-on-Equityratio verkrijg je door de winst of het verlies over het boekjaar te delen door het eigen vermogen van de onderneming. De ratio wordt enorm veel gebruikt in financiële middens. Hij geeft immers een indicatie van de rendabiliteit die de onderneming behaalt ten opzichte van het vermogen geïnvesteerd door de aandeelhouders.

De winst vormt de laatste stap in onze jaarrekening. Wat blijft er nog over voor de aandeelhouder na het vergoeden van de leveranciers ( aankopen van de handelsgoederen), het productie-apparaat ( via de afschrijvingen), het personeel (de kosten), de schuldeisers (via de interestlasten) en de fiscus ( de belastingen)?

Voor de teller in onze formule verkiezen we de netto courante winst. We houden geen rekening met uitzonderlijke elementen. Voor het eigen vermogen kunnen we kiezen tussen enerzijds het eigen vermogen aan boekwaarde of aan marktwaarde. Met marktwaarde bedoelen we de marktkapitalisatie van het desbetreffende aandeel.

Deze parameter is zeker geen absoluut basisgegeven voor een toekomstige koersstijging. De waarde van een aandeel wordt immers nog door een hele reeks factoren bepaald. De ratio geeft wel weer hoe goed een bedrijf de verworven middelen gebruikt voor het bekomen van een optimale rendabiliteit voor de bestaande aandeelhouder. Indien de ratio lager ligt dan het obligatierendement is de onderneming ook weinig interessant voor een belegging.

C. Return on Capital Employed of De rendabiliteit van het gebruikte kapitaal

In tegenstelling tot de ROE houdt de ROCC (of Return On Capital Employed) niet enkel rekening met de vergoeding van de aandeelhouders (het eigen vermogen), maar ook met de vergoeding van de obligatiehouders. We spreken dus over het permanente vermogen. We voegen bij het permanent vermogen ook de financiële schulden op korte termijn om niet een onderscheid te maken tussen bedrijven die vooral gebruik maken van kortermijn financiële schulden tegenover bedrijven die eerder kiezen voor de lange termijn.

Bron: De Tijd